Naar tariefuniformering in de btw
door prof.dr. Peter Kavelaars
1. Inleiding
Het hoofdlijnenakkoord1 van het nieuwe kabinet bevat hoegenaamd geen belangwekkende voornemens. Dat is in het verleden met regeerakkoorden weleens anders geweest. Veelal begint het er al mee dat er een belastingherzieningscommissie in het leven zou moeten worden geroepen. Hoewel diverse Kamerleden daar de afgelopen maanden om hebben gevraagd, komt dit in het hoofdlijnenakkoord gelukkig niet aan de orde. ‘Gelukkig’, omdat dit simpelweg alleen maar tot vergaand uitstel leidt, er meer dan voldoende goede voorstellen liggen van eerdere herzieningscommissies (Van Weeghel, resp. Van Dijkhuizen), er bouwstenenrapporten zijn, en er diverse andere onderzoeken zijn gepubliceerd met goede analyses en ideeën. Daarmee is overigens nog niet gezegd dat een dergelijke commissie er niet komt; men kan zich nog bedenken.
Hoewel het hoofdlijnenakkoord in fiscaal opzicht dus weinig voorstelt, is er een voorstel dat de publiciteit ruimschoots heeft gehaald en de aandacht heeft getrokken, te weten de verhoging van het btw-tarief op culturele uitgaven, waaronder kranten en musea, van 9% naar 21%.2 De maatregel levert budgettair structureel € 953 miljoen op. Gelet op het feit dat deze maatregel onder andere de (afnemers van) kranten raakt, is het niet verrassend dat er veel publiciteit wordt gegenereerd, vooral gericht op het voorkomen dat de maatregel wordt ingevoerd.3
Het voornemen bracht de redactie van BNR op de vraag waarom er binnen de btw überhaupt een tweetarievensysteem geldt en of het niet aantrekkelijker is om over te stappen naar één (gemiddeld) tarief.4 De invoering van een uniform btw-tarief verdient aanbeveling, zoals ik in deze Opinie zal onderbouwen.
[....]